Rust voor de co-ouder?

Algemeen
De IACK (inkomensafhankelijke combinatiekorting) is bedoeld om ouders met jonge kinderen
te stimuleren betaalde arbeid te verrichten. Om voor de IACK in aanmerking te komen dient
een ouder aan bepaalde voorwaarden te voldoen. De belangrijkste zijn dat bij een ouder in
het kalenderjaar op hetzelfde adres gedurende minimaal 6 maanden een kind staat
ingeschreven, dat aan het begin van het betreffende kalenderjaar nog geen 12 jaar was.
Daarnaast mag de ouder geen fiscaal partner hebben of, als de ouder wel een fiscaal partner
heeft, dient het arbeidsinkomen van de ouder lager te zijn dan het arbeidsinkomen van de
fiscaal partner.

 

De IACK en co-ouderschap
In scheidingssituaties wordt in veel gevallen niet voldaan aan de eerste voorwaarde omdat
een kind maar op het adres van één ouder kan worden ingeschreven. Toch kunnen ouders bij
co-ouderschap in voorkomende gevallen beide aanspraak maken op de IACK (let wel er
moet ook aan de overige voorwaarden voor het verkrijgen van de IACK worden voldaan).

In artikel 44b Uitv.reg. IB 2001, zoals deze bepaling gold voor 1 januari 2021, werd (als
wettelijke uitzondering voor co-ouders) het begrip “tot het huishouden behoren” door de
wetgever omschreven als “doorgaans ten minste drie gehele dagen per week”.

Na de uitspraak van de Hoge Raad van 13 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:415), waarin is
bepaald dat de IACK ook kan worden genoten door beide co-ouders als zij de zorg voor de
kinderen gelijkelijk verdelen in een ander repeterend ritme dan bij een verblijf van doorgaans
ten minste drie gehele dagen per week in beide huishoudens, zijn rechters de IACK regels
soepeler gaan toepassen.

Hierdoor ontstonden in de rechtspraktijk nieuwe vragen en discussies, zoals:
 wat wordt verstaan onder “dagen”?
 hoe om te gaan met situaties waarbij het co-ouderschap gedurende een deel van het
kalenderjaar ontstaat of eindigt?
met als gevolg nieuwe procedures met verschillende uitkomsten.

 

Nieuwe wettelijke definitie kwalificerend co-ouderschap
Naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad heeft de wetgever per 1 januari 2021
artikel 44b Uitv.reg. IB 2001 aangepast. De wetgever heeft hiermee beoogd duidelijkheid te
verschaffen wanneer voor de toepassing van de IACK sprake is van kwalificerend coouderschap.

Om tot het huishouden van beide co-ouders te kunnen behoren, zijn volgens de aangepaste
uitvoeringsregeling drie aspecten van belang:
a) het verblijf (lees: de zorg) moet gelijkelijk verdeeld zijn tussen beide co-ouders;
b) volgens een repeterend ritme;
c) het verblijf mag niet bijkomstig zijn.

Van gelijke zorg is volgens de uitvoeringsregeling sprake als een kind minimaal 156 gehele
dagen per kalenderjaar bij ieder van de co-ouders verblijft. Ook dagdelen mogen daarbij
worden opgeteld, zodat op een gehele dag wordt uitgekomen. De gelijke verdeling wordt
dus niet meer per week beoordeeld, maar per kalenderjaar.
De 156 gehele dagen per kalenderjaar is gelijk aan drie dagen per week gedurende 52
weken.

Van een repeterend ritme is sprake als een structureel, zich binnen het kalenderjaar
repeterend schema is opgesteld, waarin de zorg voor het kind wordt gedeeld.
Volgens de wetgever is hiervan sprake als het kind in vier afwisselende periodes in het
kalenderjaar in ieder geval twee periodes per kalenderjaar in elk van beide huishoudens
doorbrengt en de zorg gelijk gedeeld wordt.
Er is volgens de toelichting geen sprake van een repeterend ritme als de ene ouder 156 of
meer dagen aaneengesloten voor een kind zorgt en vervolgens de zorg voor 156 of meer
dagen aaneengesloten bij de andere ouder ligt.
Ter verduidelijking wat wordt verstaan onder een doorgaans repeterend ritme waarin de zorg
gelijk is verdeeld worden in de toelichting 2 voorbeelden genoemd.

 

Voorbeeld 1
Ouder A werkt op een boorplatform en werkt doorgaans volgens het schema: vijf weken werken
op het platform, vijf weken thuis. Gedurende de weken dat ouder A op het platform werkt, zorgt
ouder B voor het kind. In de weken dat ouder A thuis is, zorgt deze ouder voor het kind.
Dit schema wordt telkens herhaald.


Voorbeeld 2

In de week dat ouder A in nachtdienst werkt, verblijft het kind van zondagavond 20.00 uur tot
vrijdagavond 20.00 uur bij ouder B. Op vrijdagavond haalt ouder A het kind op. Het kind
verblijft vervolgens van vrijdagavond tot maandagochtend 08.00 uur bij ouder A. De week erna
verblijft het kind van maandagochtend 08.00 uur tot donderdagochtend 08.00 uur bij ouder B
en van donderdagochtend 08.00 uur tot zondagavond 20.00 uur bij ouder A. Dit schema wordt
telkens herhaald. In dit geval is sprake van een repeterend ritme over twee weken waarin de
zorg gelijk wordt verdeeld. Het kind verblijft namelijk per twee weken 6 dagen bij ouder A en 8
dagen bij ouder B.

Het blijft voor co-ouders een vereiste dat een kind gedurende ten minste zes maanden, in elk
van beide huishoudens verblijft. Om onredelijke uitkomsten door de 156-dageneis te
voorkomen is een naar tijdsgelange herrekening van de 156-dageneis toegevoegd.
De herrekening vindt plaats indien het co-ouderschap gedurende het kalenderjaar (uiterlijk
vóór 1 juli van het desbetreffende kalenderjaar) tot stand komt of (na 1 juli van het
desbetreffende kalenderjaar) eindigt.


Voorbeeld 3

Ouder A en ouder B komen op 1 april van het kalenderjaar X co-ouderschap overeen. Vanaf dat
moment wordt de zorg voor hun kind gelijkelijk verdeeld in een doorgaans repeterend ritme.
Het kind staat ingeschreven in de basisregistratie personen bij ouder A, maar verblijft van
maandag t/m donderdag bij ouder A en van vrijdag t/m zondag bij ouder B. Vanaf het moment
van ontstaan van co-ouderschap (1 april van kalenderjaar X) verblijft het kind 157 dagen bij
ouder A en 118 dagen bij ouder B. Door de tijdsgelange herrekening heeft ouder B recht op de
IACK als het kind minimaal 117 (= 275/365*156) dagen in de periode van co-ouderschap bij
ouder B verblijft.

 

Hopelijk is met deze wetswijziging voor (co)-ouders de onrust rondom de IACK
weggenomen.

Paul van de Ploeg RFEA en Mr. Margot Burger MfN RFEA
Scheidingsexpert Nederland B.V.