Prinsjesdagspecial Personen- en familierecht

Afgelopen dinsdag 18 september 2018 (Prinsjesdag) presenteerde het kabinet de Miljoenennota, met daarin de fiscale plannen voor 2019 en verder. Hieronder vindt u de belangrijkste fiscale plannen uit het Belastingplan 2019 en de aanvullende wetsvoorstellen die effect hebben op de uitkomst van een alimentatieberekening.

Invoering tweeschijvenstelsel

Voor het inkomen uit werk en woning (box I) zijn er in 2019 nog steeds vier belastingschijven. Vanaf 2020 wordt geleidelijk een tweeschijvenstelsel ingevoerd. Deze ‘sociale vlaktaks’ moet de belastingheffing van verschillende typen huishoudens evenwichtiger maken en zal vanaf 2021 zijn gerealiseerd. Er komt een gezamenlijk basistarief (37,05% in 2021) voor inkomens tot en met € 68.507 en een toptarief (49,50% in 2021) voor inkomens boven € 68.507. Deze grens van het toptarief (€ 68.507) wordt overigens tot 2025 bevroren. Voor AOW-gerechtigden blijven er wel drie schijven, omdat deze mensen geen AOW-premie betalen.

Het tarief van box 1 van de inkomstenbelasting (inclusief de premies volksverzekeringen) wordt in 2019 als volgt:

 

 Box 1-tarief 2019
Belastbaar inkomen meer dan (€) maar niet meer dan (€)  Tarief 2019
1e schijf 20.384 36,65 %
2e schijf € 20.384 34.300 38,10 %
3e schijf € 34.300 68.507 38,10 %
4e schijf € 68.507 51,75 %

 

Vanaf 2021 is het twee schijvenstelsel gerealiseerd

Box 1-tarief 2021
Belastbaar inkomen meer dan (€) maar niet meer dan (€)  Tarief 2021
1e schijf 68.507 37,05 %
2e schijf 68.507 49,50 %

Afbouw aftrekposten

Vanaf 1 januari 2020 vindt een verlaging plaats van het effectieve toptarief, waartegen de ondernemersaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de terbeschikkingstellingsvrijstelling en de persoonsgebonden aftrek aftrekbaar zijn. Dit proces vindt geleidelijk plaats, maar uiteindelijk zullen de aftrekposten slechts aftrekbaar zijn tegen het basistarief.

Partneralimentatie
In 2020 wordt het aftrektarief van alle aftrekposten, dus ook de aftrek van onderhoudsverplichtingen (partneralimentatie), gelijkgetrokken met het dan geldende aftrektarief van de hypotheekrente.

Ondernemersaftrekken
Ook het maximale tarief waartegen de aftrekposten voor ondernemers aftrekbaar zijn, wordt vanaf 2020 gefaseerd beperkt en wordt gelijk aan het aftrektarief van de andere aftrekposten. Het toepassen van deze tariefmaatregel op onder ander de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling draagt bij aan het verkleinen van de fiscale verschillen tussen de ondernemer en de werknemer.

De volgende aftrekposten voor ondernemers zullen worden beperkt:

  • zelfstandigenaftrek;
  • meewerkaftrek;
  • startersaftrek;
  • stakingsaftrek;
  • aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk;
  • mkb-winstvrijstelling.

 

Eigen woning
Voor de aftrekbare negatieve inkomsten uit eigen woning geldt al een soort versobering, maar deze wordt in 2020 versneld. In 2023 zal de versobering zich hebben voortgezet naar een aftrek tegen 37,05% (basistarief).

 

Ontwikkelingen beperken aftrektarief 2018 t/m 2023

Jaar 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Max. aftrektarief aftrekbare eigen woning 49,5% 49,0% 46,0% 43,0% 40,0% 37,05%
Max. aftrektarief andere grondslagverminderende posten* 51,95% 51,75% 46,0% 43,0% 40,0% 37,05%

 

* In 2018 en 2019 vindt er in deze categorie nog geen afbouw van het maximale aftrektarief plaats. Het genoemde percentage voor 2018 en 2019 betreft het reguliere maximale tarief in dat jaar

Deze tariefmaatregel is dus alleen van toepassing op belastingplichtigen die in de hoogste schijf worden belast (dus bij een inkomen van meer dan € 68.507).

Eigenwoningforfait

Het eigenwoningforfait, het bedrag dat men voor een eigen woning bij het belastbaar inkomen moet bijtellen, wijzigt ten opzichte van 2018. Voor veel eigenwoningbezitters zal het eigenwoningforfait naar verwachting dalen. Deze verwachtingen zijn weergegeven in onderstaande schema’s.

Verwachte ontwikkelingen percentage eigenwoningforfait

Bij een eigenwoning-waarde van 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Tot € 12.500 0% 0% 0% 0% 0% 0%
€ 12.500 – € 25.000 0,25% 0,25% 0,20% 0,20% 0,20% 0,15%
€ 25.000 – € 50.000 0,40% 0,35% 0,35% 0,30% 0,30% 0,25%
€ 50.000 – € 75.000 0,55% 0,50% 0,45% 0,40% 0,40% 0,35%
€ 75.000 – € 1.060.000 0,70% 0,65% 0,60% 0,50% 0,50% 0,45%
Meer dan € 1.060.00 ** €7.420+ 2.35% * €6.890+ 2.35% * €6.360+ 2.35% * €5.300+ 2.35% * €5.300+ 2.35% * €4.770+ 2.35% *

 

*van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven €1.060.000

** Stand 2018, wordt jaarlijks gecorrigeerd met de tabelcorrectiefactor

 

Box 2

 

In box 2 vallen inkomsten uit een zogenaamd aanmerkelijk belang (een aandelenbelang van 5% of meer), zoals dividenduitkeringen en winsten bij verkoop van aanmerkelijkbelangaandelen. Het belastingtarief in box 2 blijft in 2019 25%, maar in 2020 gaat het naar 26,25 % en in 2021 naar 26,9%. Er komt hier geen overgangsregeling.

Het aanmerkelijk belang tarief wordt als volgt:

Aanmerkelijk belang tarief
2019 25,0%
2020 26,25%
2021 26,9%

 

 

Box 3

 

In box 3 worden inkomsten uit sparen en beleggen forfaitair bepaald. Dit forfaitaire rendement was tot 2017 één vast percentage van 4%, sinds 2017 is het forfaitaire rendement afhankelijk van de hoogte van het totale vermogen. Het forfaitaire rendement wordt belast tegen een belastingtarief van 30%.

De fictieve rendementen wijzigt in 2019, maar het belastingtarief en de rendementsgrondslagen worden niet gewijzigd in 2019.

  2018 2019
Heffingsvrij vermogen per persoon €30.000 €30.360
Rendementgrondslag boven heffingsvrij vermogen: Gemiddeld
rendement
Gemiddeld
rendement
€0 tot en met €71.650 2.017 % 1.94 %
van €71.650 tot en met €89.736 4.326 % 4.45 %
meer dan €989.736 5.38 % 5.60 %

 

 

 

Heffingskortingen

Alle heffingskortingen worden over het algemeen geleidelijk verhoogd.

Algemene heffingskorting
De algemene heffingskorting wordt vanaf volgend jaar stapsgewijs verhoogd.

Arbeidskorting
De maximale arbeidskorting wordt in de komende jaren verhoogd, maar deze wordt wel sneller afgebouwd.

Inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is inkomensafhankelijk. Deze heffingskorting is bedoeld voor alleenstaanden en minstverdienende partners die de zorg hebben voor kinderen tot 12 jaar. De opbouw van de IACK wordt in 2019 anders wormgegeven. De inkomensafhankelijke combinatiekorting was € 1.052 + 6,159% van het arbeidsinkomen en wordt in 2019 vervangen door een vast percentage van 11,45 van het arbeidsinkomen.

 

Ouderenkorting
De ouderenkorting zal worden verhoogd met ± € 160. Tegelijkertijd zal er een geleidelijke inkomensafhankelijke afbouw worden geïntroduceerd in plaats van de huidige harde afbouwgrens.

 

Heffingskortingen  (< AOW-leeftijd) 2018 (€) 2019 (€)
Algemene heffingskorting maximaal 2.265 2.477
Inkomensgrens afbouw algemene heffingskorting 20.142 20.384
Arbeidskorting maximaal 3.249 3.399
Inkomensgrens afbouw arbeidskorting 33.112 34.060
Afbouwpercentage arbeidskorting 3.6% 6,0%
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal 2.801 2.835
Opbouw inkomensafhankelijke combinatiekorting 6,16% 11,45%
Jonggehandicaptenkorting 728 737
Ouderenkorting 1.418 1.596
Afbouwpercentage ouderenkorting nvt 15%
Ouderenkorting hoog inkomen 72 0
Inkomensgrens (afbouw) ouderenkorting 36.346 36.783
Alleenstaande ouderenkorting 423 429

Afschaffen heffingskortingen bij een ZW uitkering

Het recht op arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) wordt afgeschaft voor nieuwe uitkeringsgerechtigden voor de Ziektewet zonder werkgever. Uitkeringsgerechtigden met een WW-uitkering die ziek worden en een uitkering Ziektewet (ZW) ontvangen, hebben recht op arbeidskorting en eventueel inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). In de regel treedt hierdoor een substantiële inkomensstijging op. Omgekeerd ervaren mensen die een ZW-uitkering genieten en geen werk hebben juist een substantiële netto-inkomensdaling als zij zich beter melden. Om dit te voorkomen, wordt per 1 januari 2020 de ZW-uitkering niet langer als arbeidsinkomen in aanmerking genomen voor groepen zonder dienstbetrekking.  Let op! De maatregel geldt dus niet voor vrijwillig verzekerden voor de ZW.