05 mei Nihilstelling partneralimentatie
De feiten
Uit het huwelijk tussen M en V is in 2010 dochter D geboren. In 2015 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V. Het hof heeft in 2016 de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 681 per maand.
Het verzoek
M verzoekt de rechtbank de door hem aan V te betalen partneralimentatie op nihil te stellen.
Standpunten van partijen
M stelt dat V in haar eigen behoefte kan voorzien. V is 36 jaar oud en er zijn geen belemmeringen waardoor zij niet een baan kan zoeken waarmee ze voldoende inkomen kan verwerven om in haar eigen onderhoud te voorzien. V heeft niet aangetoond dat zij zich daarvoor heeft ingespannen. V staat al heel lang ingeschreven bij de PABO, maar dat is geen reden om niet aan haar inspanningsverplichting te voldoen, aldus M.
V erkent dat zij al in 2010 is gestart met de PABO, maar ze heeft vertraging opgelopen door een burn-out en de corona-pandemie. Naast haar werk en opleiding heeft zij de zorg voor D. V is zich er van bewust dat haar inkomen vrij laag is, maar ze heeft wel haar best gedaan om een hoger inkomen te verwerven. Haar huidige werk sluit aan bij haar opleiding en een baan buiten het onderwijs zal bovendien weer voor studievertraging zorgen. V verwacht nog 1,5 jaar nodig te hebben om haar studie af te ronden. Daarna zal haar inkomen stijgen.
Beoordeling
De rechtbank overweegt, met inachtneming van artikel 1:157 BW, als volgt. Van V mag worden verwacht dat zij zich maximaal inzet om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Uit hetgeen V hierover heeft verklaard, is onvoldoende gebleken dat zij inspanningen heeft verricht om volledig of voor een groter deel dan nu in haar eigen levensonderhoud te voorzien. V kiest er voor om haar opleiding af te ronden en daarbij beperkt te werken tegen een laag inkomen, omdat deze functie bij haar opleiding past. Dat V de zorg heeft voor D is, hoezeer ook begrijpelijk, ten aanzien van de inspanningsverplichting van V van ondergeschikt belang. Bovendien is D al 12 jaar oud en is onvoldoende gebleken dat zij zoveel aandacht nodig heeft dat dit de arbeidsmogelijkheden van V in die zin beperkt dat zij niet voor een groter deel in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. V heeft ter zitting erkend dat zij met een baan bij bijvoorbeeld een supermarkt meer zou kunnen verdienen.
V staat al sinds 2010 ingeschreven voor een vierjarige opleiding. V heeft geen stukken over de voortgang van haar opleiding overgelegd, maar ze heeft aangegeven nog 1,5 jaar nodig te hebben om de opleiding af te ronden. De rechtbank wil wel aannemen dat de corona-pandemie, de burn-out en de zorg voor D voor vertraging hebben gezorgd, maar dat vormt onvoldoende grond om te oordelen dat het gerechtvaardigd is dat V bijna 13 jaar na het starten van de opleiding nog geen diploma heeft en ook nu (acht jaar na de echtscheiding) nog niet in haar eigen onderhoud kan voorzien. Ook los van de opleiding die V volgt, zou zij naar het oordeel van de rechtbank in haar behoefte moeten kunnen voorzien, gelet op de huidige arbeidsmarkt. Zij kan ook een baan buiten het onderwijs zoeken. De rechtbank volgt M dan ook in zijn betoog dat een nihilstelling dient te volgen. De rechtbank is van oordeel dat V nog een korte periode dient te krijgen om een andere baan te zoeken en gaat er vanuit dat zij over twee maanden volledig in haar behoefte kan voorzien.
Rechtbank Noord-Nederland 28 maart 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1632 (publicatie 21 april 2023)