Moet verzorgend ouder alimentatie betalen aan niet verzorgend ouder ?

Anders dan het hof tot uitgangspunt heeft genomen, is voor het opleggen van een verplichting aan de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft, om bij te dragen in de zorgkosten van de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijf heeft, niet vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden.

De feiten

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2010 dochter D geboren. In 2014 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V. Tussen haar en M is een omgangsregeling van kracht.

Procesverloop

M verzoekt de rechtbank de door V aan hem te betalen kinderalimentatie vast te stellen. De rechtbank wijst het verzoek toe en stelt de door V te betalen onderhoudsbijdrage vast op € 123 per maand. V gaat in hoger beroep. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van M alsnog af, daartoe overwegende: ‘Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een uitzonderlijke situatie die rechtvaardigt dat de vrouw, bij wie [D] haar hoofdverblijfplaats heeft, de man een bijdrage in de verblijfskosten van [D] zou moeten betalen. Er is hier geen sprake van een ongebruikelijk ruime omgangsregeling en ook anderszins zijn geen uitzonderlijke omstandigheden gesteld of gebleken’ (ECLI:NL:GHAMS:2021:3310). M gaat in cassatie.

Beoordeling

De Hoge Raad overweegt als volgt. De vraag of (en zo ja: in hoeverre) de ouder bij wie het kind meer dan incidenteel verblijft, maar niet zijn/haar hoofdverblijf heeft, jegens de ouder bij wie het kind zijn/haar hoofdverblijf heeft, aanspraak kan maken op een bijdrage in de kosten die zijn gemoeid met verzorging en opvoeding van het kind gedurende dat meer dan incidentele verblijf, moet worden beantwoord aan de hand van de wettelijke maatstaven van draagkracht en behoefte als bedoeld in titel 17 van Boek 1 BW (artikel 1:397 lid 1 en 2 en 1:404 lid 1 BW). De wetsgeschiedenis bevat geen aanknopingspunten om aan te nemen dat afwijking van die wettelijke maatstaven in een geval als hier aan de orde, in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. Anders dan het hof tot uitgangspunt heeft genomen, is voor het opleggen van een verplichting aan de ouder bij wie het kind zijn/haar hoofdverblijf heeft, om bij te dragen in de zorgkosten van de ouder bij wie het kind niet zijn/haar hoofdverblijf heeft, niet vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden. De Hoge Raad vernietigt en verwijst.

Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1924