Kinderbijslag en het onderscheid tussen verblijfskosten en verblijfsoverstijgende kosten

Als uitgangspunt geldt dat de ouder waar een minderjarige het hoofdverblijf heeft alle verblijfsoverstijgende kosten voor zijn/haar rekening neemt. Bij dit uitgangspunt hoort dat de ouder waar het kind hoofdverblijf heeft de volledige kinderbijslag ontvangt.
De feiten

Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2020 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2022 beëindigen partijen hun relatie. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij M. Er is sprake van co-ouderschap, waarbij partijen zijn overeengekomen dat het kindgebonden budget en de kinderbijslag bij helfte tussen hen wordt verdeeld.

Het verzoek

V verzoekt de rechtbank de door M aan haar te betalen kinderalimentatie vast te stellen.

Beoordeling

De rechtbank wijst het verzoek toe en stelt de door M aan V te betalen onderhoudsbijdrage vast op € 129 per maand. De rechtbank overweegt ten overvloede nog als volgt. Van het eigen aandeel van partijen in de kosten van Z wordt 70% geacht te worden besteed aan verblijfsgebonden kosten (eten en drinken, dagelijkse verzorging, uitjes, vakanties, energielasten etc.). Vandaar ook dat bij co-ouderschap wordt gerekend met een zorgkorting van 35%. De verblijfsoverstijgende kosten (kleding, schoeisel, school, sport, verzekeringen etc.) belopen het restant (30%) van het eigen aandeel én een bedrag ter grootte van de kinderbijslag.

Als uitgangspunt geldt dat de ouder waar een minderjarige het hoofdverblijf heeft alle verblijfsoverstijgende kosten voor zijn/haar rekening neemt. Bij dit uitgangspunt hoort dat de ouder waar het kind hoofdverblijf heeft de volledige kinderbijslag ontvangt. Het staat ouders vrij om van dit uitgangspunt af te wijken door bijvoorbeeld af te spreken dat zij verblijfsoverstijgende kosten delen. Bij een dergelijke afspraak kan ook een andere verdeling van de kinderbijslag aan de orde zijn.

In casu zijn partijen overeengekomen dat zowel het kindgebonden budget als de kinderbijslag bij helfte tussen hen wordt verdeeld. Dit betekent dat, hoewel Z zijn hoofdverblijf bij M heeft, V een aandeel heeft in de verblijfsoverstijgende kosten van Z.

Rechtbank Limburg 21 februari 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:2201 (publicatie 29 april 2024)