Kinderalimentatie: verwijtbaar inkomensverlies

Gelet op zijn alimentatieverplichting was de man gehouden zich in te spannen om zijn nieuwe baan te behouden.

De feiten

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. In 2021 beëindigen partijen hun relatie. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 190 per kind per maand.

 

Het verzoek

M verzoekt de rechtbank de door hem te betalen kinderalimentatie op nihil te stellen.

 

Standpunten van partijen

M voert aan dat hij met ingang van 6 mei 2024 een arbeidsovereenkomst had bij [Hotel Van der Valk], maar dat hij nog in de proeftijd is ontslagen. Het werk beviel hem niet en hij verschilde op bepaalde vlakken van mening met de werkgever. Hij kreeg erg weinig ruimte voor eigen invulling. Er was onverenigbaarheid over de uitvoering van de werkzaamheden, waarna de werkgever de keuze heeft gemaakt om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Nu ontvangt hij een WW-uitkering, waardoor het hem aan draagkracht ontbreekt, aldus M.

V stelt dat M verwijtbaar werkloos is. M zegt dat het werk hem tegenviel en dat hij daar niet wilde blijven werken. M had echter zijn verantwoordelijkheid moeten nemen om daarmee aan zijn financiële verplichting jegens de kinderen te voldoen, aldus V.

 

Beoordeling

Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van verwijtbaar inkomensverlies. M heeft verklaard dat het werk bij [Hotel Van der Valk] hem tegenviel en dat hij er daarom niet wilde blijven werken. De arbeidsovereenkomst is ontbonden. Hoewel dit arbeidsrechtelijk misschien niet direct als verwijtbaar kan worden beschouwd, is dat niet de toets die de rechtbank moet aanleggen. De rechtbank dient in het kader van de kinderalimentatieverplichting van M te beoordelen of hij – gelet op die verplichting – gehouden was zich in te spannen om zijn baan te behouden (in elk geval tot hij iets passenders had gevonden). De rechtbank is van oordeel dat M dat inderdaad had moeten doen. M is kok en kreeg een baan bij [Hotel Van der Valk]. Dat dit voor een kok niet de meest inspirerende plek is, is voorstelbaar, maar van M had verlangd mogen worden dat hij zich – tijdelijk – had aangepast aan de situatie om zo in elk geval een behoorlijk inkomen te verdienen. Hij had vanuit die werksituatie kunnen doorsolliciteren. M heeft de indruk niet kunnen wegnemen dat hij zich onvoldoende heeft ingezet om zijn baan bij [Hotel Van der Valk] te behouden.

Van M mag worden verwacht dat hij zich inspant om zo snel mogelijk ander werk te vinden. Op hem rust namelijk een onderhoudsverplichting. Hij solliciteert wel, en is er kennelijk nog niet in geslaagd een in zijn ogen passende baan te vinden, maar hoe uitgebreid M solliciteert en of hij ook solliciteert op misschien in zijn ogen wat minder passende banen, is niet komen vast te staan. Het enkele feit dat het M na zijn ontslag bij [Hotel Van der Valk] nog niet is gelukt weer een baan te vinden, maakt dus niet dat de rechtbank met zijn werkelijke inkomen gaat rekenen. Na verdere inhoudelijke beoordeling wijst de rechtbank het verzoek af.

 

Rechtbank Gelderland 8 augustus 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:5296 >>>