15 apr Standpunt fiscus over herleven fiscaal partnerschap bij niet-ontvankelijk echtscheidingsverzoek
De Kennisgroep is van mening dat in onderhavig geval rekening moet worden gehouden met de termijn van in beginsel drie maanden waarbinnen tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het echtscheidingsverzoek een rechtsmiddel kan worden aangewend.
Casus
Vraag
In welke periode is sprake van fiscaal partnerschap?
Antwoord
De Kennisgroep beantwoordt deze vraag als volgt:
- In de periode tot 11 november 2021 was sprake van fiscaal partnerschap;
- In de periode van 11 november 2021 tot 1 maart 2022 was er geen fiscaal partnerschap;
- In de periode van 1 maart 2022 tot 1 juni 2022 was er geen fiscaal partnerschap;
- vanaf 1 juni 2022 is er (opnieuw) sprake van fiscaal partnerschap.
Als tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het echtscheidingsverzoek niet binnen de daarvoor geldende termijn een rechtsmiddel is aangewend, is de niet-ontvankelijkverklaring onherroepelijk geworden. Uit artikel 358 lid 2 Rv volgt dat de beroepstermijn in beginsel drie maanden bedraagt. In die situatie heeft het huwelijk nooit opgehouden te bestaan en is nog steeds sprake van echtgenoten als bedoeld in artikel 5a lid 1 AWR. Ook is er vanaf 1 juni 2022 geen sprake meer van een ingediend verzoek tot echtscheiding als bedoeld in artikel 5a lid 4 AWR. Vanaf 1 juni 2022 is daarom opnieuw sprake van fiscaal partnerschap. Als partijen geen fiscale partners meer willen zijn, zullen zij opnieuw een echtscheidingsverzoek moeten indienen (artikel 5a lid 4 sub a AWR).
Belastingdienst 8 april 2024, KG:202:2023:2