12 feb Vervangende toestemming voor schoolreis naar Oostenrijk
De feiten
Uit het – inmiddels door echtscheiding ontbonden – huwelijk tussen M en V is in 2011 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V. Tussen hem en M is een zorgregeling van kracht. Z zit in de eerste klas van de middelbare school. Zijn school gaat van 7 t/m 12 januari 2024 op skireis naar Oostenrijk. V heeft Z hiervoor aangemeld en heeft dit M per e-mail medegedeeld, zonder te vermelden waar de reis naartoe gaat. M mailt aan V dat hij geen toestemming geeft.
Vordering
V vordert in kort geding vervangende toestemming om Z mee op de schoolreis te laten gaan.
Standpunten van partijen
V voert aan dat Z graag wil deelnemen aan de reis. Hij verheugt zich hierop en ook een aantal van zijn vrienden gaat mee. V vindt het ook goed voor de ontwikkeling van Z dat hij deelneemt aan deze reis.
M vindt dat V beter over de reis had moeten communiceren. De skireis valt in het enige weekend in januari dat hij en Z omgang hebben. Verder maakt M zich zorgen over de veiligheid van Z. Op skipistes gebeuren ernstige ongelukken en onlangs is zelfs een 14-jarige overleden. Ook de busreis acht M niet zonder gevaar. Daarnaast is de veiligheid in Europa niet gegarandeerd vanwege de oorlog in Oekraïne, het conflict tussen Israël en Hamas en de dreiging van aanslagen in Duitsland, België, Franrijk en overige Europese landen, aldus M.
Beoordeling
De voorzieningenrechter stelt voorop dat M een punt heeft waar het gaat om de communicatie van V. Die communicatie moet echt beter; een volgende keer moet er vooraf worden gemaild en meer informatie worden verschaft. Onvoldoende communiceren kan echter geen grond zijn om toestemming te weigeren. Mogelijke redenen die wel van belang zijn, kunnen inderdaad de veiligheid betreffen. De bedenkingen van M kunnen er in dit geval echter niet toe leiden dat hij zijn toestemming terecht weigert. Het gaat in casu om een op het oog goed georganiseerde schoolreis in een standaard skiland in de EU. Risico’s zijn uiteraard nooit uit te sluiten, maar in dit geval zijn ze niet zo reëel en specifiek dat de reis voor Z niet door zou moeten gaan.
De voorzieningenrechter wijst de vordering toe. Daarbij gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat M zijn contactweekend op een ander moment kan inhalen, zoals ook al is toegezegd door V.
Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam 29 januari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:315 (publicatie 29 januari 2024)