Geding inzake een niet-wijzigingsbeding

M en V scheiden van echt.

Over de door M te betalen kinderalimentatie is verschillende malen beslecht.

 

M moet voor zijn minderjarige dochter maandelijks aan V betalen.

V denkt via hoger beroep meer bij M te halen.

 

V trekt het hoger beroep weer in.

En bereikt met M een overeenkomst met een niet-wijzigingsbeding.

 

M zal aan V een bijdrage betalen en de kosten van verzorging voldoen.

Er komt geen alimentatiewijziging o.g.v. omstandigheden of meer poen.

 

Dus een positieve inkomenswijziging of verhoging van draagkracht bij M of V.

Brengt geen hogere afdracht mee.

 

Wordt M werkloos of arbeidsongeschikt.

Dan wordt opnieuw gewikt.

 

Na 5 jaar verzoekt V een hoger bedrag.

Daarvoor maakt zij van gewijzigde omstandigheden gewag.

 

De rechterlijke beschikking voldoet niet meer aan de wettelijke maatstaven.

En daarom besluit zij een wijziging van de beschikking te vragen.

 

Volgens V verdient M sinds 2016 aanzienlijk meer.

Daartegen voert M uiteraard verweer.

 

Volgens M weken zij destijds bewust van de wettelijke maatstaven af.

Waardoor zijn aandeel in de kosten veel hoger lag.

 

Daardoor kan niet een beroep op wijziging van omstandigheden worden gedaan.

Bovendien blijkt het om een nog steeds redelijke kostenverdeling te gaan.

 

De draagkracht van M is gestegen maar overstijgt het inkomen van destijds niet.

Terwijl V sindsdien een veel hoger inkomen geniet.

 

Volgens V moet de draagkracht van M tot een hogere bijdrage leiden.

En is een verzoek ex art. 1:104 lid 1 BW niet te vermijden.

 

Echter hoe moet in deze casus het niet-wijzigingsbeding worden geïnterpreteerd?

Contractsvrijheid is een groot goed, hebben wij geleerd.

 

Weliswaar wel begrensd door art. 3:40 BW.

En dat brengt een interpretatieprobleem met zich mee.

 

In de geciteerde rechtspraak wordt verschillend gedacht.

Of de wet vrijheid voor partijen inzake een niet-wijzigingsbeding heeft gebracht.

 

De rechtbank legt als prejudiciële beslissing aan de HR de vraag voor.

Kan een niet-wijzigingsbeding inzake kinderalimentatie er mee door?

 

Volgens de AG leidt een niet-wijzigingsbeding altijd tot nietigheid.

En bepaalt de rechter bij wijziging van omstandigheden het nieuwe beleid.

 

De Hoge Raad maakt echter het volgende onderscheid.

Er is slechts nietigheid als een hogere draagkracht niet tot een hogere bijdrage leidt.

 

Het niet-wijzigingsbeding is in beginsel niet in strijd met wettelijke maatstaven.

Als afname van draagkracht niet leidt tot lagere maandelijkse gaven.

 

Rest nog dat de strenge toets voor wijziging bij partneralimentatie wordt vermeld.

Maar dat deze strenge toets bij wijziging van kinderalimentatie niet geldt.

 

 

Hoge Raad 01-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1689