Wetsvoorstel herziening partneralimentatie, hoe staat het er nu voor?

Op 19 juni 2015 hebben de VVD, D66 en PvdA een initiatiefwetsvoorstel tot herziening van de partneralimentatie ingediend. Het doel van dit voorstel is de huidige maximale alimentatieduur van twaalf jaar te beperken tot de helft van de duur van het huwelijk, met een maximum van 5 jaar. Dit betekent dat als je 12 jaar getrouwd bent geweest de maximale alimentatieduur 5 jaar wordt, maar als je 8 jaar getrouwd bent geweest, de maximale alimentatieduur 4 jaar wordt. Er zijn hierop echter wel een aantal uitzonderingen:

  • Huwelijken die langer dan 15 jaar hebben geduurd en waarin de leeftijd van de alimentatiegerechtigde, ten hoogste tien jaar lager is dan de AOW-gerechtigde leeftijd: in deze situatie is de alimentatieduur maximaal 10 jaar.
  • Huwelijken die langer dan 15 jaar hebben geduurd en waarin de alimentatiegerechtigde op het moment van inwerkingtreding van de wet 50 jaar of ouder is, maar nog niet de leeftijd van 57 heeft bereikt: in deze situatie is de alimentatieduur maximaal 10 jaar. Deze regeling zal 7 jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel komen te vervallen.
  • Huwelijken waarin kinderen geboren zijn die de leeftijd van 12 nog niet bereikt hebben: in deze situatie is de maximale alimentatieduur12 jaar en eindigt deze wanneer het jongste kind 12 jaar oud is geworden.

 

Maar wat betekent dit voor de mensen die al langere tijd partneralimentatie betalen?

In het wetsvoorstel is geen overgangsregeling opgenomen. Dit houdt in dat in ‘oude gevallen’ er geen terugwerkende kracht van toepassing is indien de echtscheiding is uitgesproken en de alimentatie is vastgesteld. Het wetsvoorstel is alleen van toepassing op verzoeken tot echtscheiding na inwerkingtreding van de nieuwe wet waarbij wordt beoogd de wet in werking te laten treden op 1 januari 2020.

Derde nota van wijziging van het wetsvoorstel herziening partneralimentatie

Op 1 oktober 2018 hebben de indieners (VVD, D66 en PvdA) een derde nota van wijziging ingediend. Wat is er in deze nota gewijzigd en waar moet op gelet worden?

Verval alimentatieplicht bij bereiken AOW-leeftijd

In de vorige amendementen was opgenomen dat de alimentatieplicht zou komen te vervallen wanneer de alimentatieplichtige de AOW-leeftijd heeft bereikt. In deze derde nota wordt dit amendement geschrapt. Na het bereiken van de AOW-leeftijd kan de alimentatieplicht voortduren.

Aanpassing van de hardheidsclausule

SP-justitiewoordvoerder Michiel van Nispen diende twee voorstellen in tot wijziging van het huidige wetsvoorstel. Het eerste voorstel ziet op de evaluatietermijn. Het huidige wetsvoorstel geeft een evaluatietermijn van 5 jaar. Van Nispen merkt op dat er op deze manier niet veel aan het alimentatiestelsel verandert, behalve de termijnen. Van Nispen denkt dat de effecten van de verandering van het alimentatiestelsel pas na 5 jaar zichtbaar zijn. Als de evaluatietermijn op 5 jaar wordt gesteld, zal dit niet leiden tot veel informatie over de doeltreffendheid en de effecten van de wet. Van Nispen is van mening dat het beter is deze evaluatietermijn te stellen op 8 jaar.

Het tweede amendement ziet op de hardheidsclausule. Uit een scheiding vloeit een alimentatieplicht voort. Deze alimentatieplicht heeft een duur van 12 jaar indien er sprake is van een huwelijk met kinderen of een huwelijk zonder kinderen dat langer heeft geduurd dan 5 jaar. Indien er sprake is van een huwelijk dat korter heeft geduurd dan 5 jaar en er geen kinderen uit de relatie zijn ontstaan, dan is de alimentatieduur even lang als de duur van het huwelijk.

De hardheidsclausule is geregeld in artikel 1:157 lid 5 BW. De hardheidsclausule houdt in dat de rechter kan worden verzocht om, na het verstrijken van de alimentatietermijn, de alimentatieplicht toch voort te zetten. Het wegvallen van de alimentatie moet dan zo ingrijpend gevolgen hebben op de situatie van de alimentatiegerechtigde dat er een termijnverlenging naar redelijkheid en billijkheid kan worden vastgelegd. In de huidige situatie slaagt een beroep op de hardheidsclausule bijna nooit. Van Nispen stelt voor om de hardheidsclausule te verruimen. Van Nispen: “de normen die zijn ontwikkeld uit gerechtelijke uitspraken met betrekking tot het oude artikel, worden op het nieuwe artikel toegepast. Dit maakt een kans op een geslaagd beroep op de hardheidsclausule onmogelijk.”

Het is nu afwachten of het wetsvoorstel op voldoende steun in de kamer kan (blijven) rekenen. Er wordt beoogd om de wet op 1 januari 2020 in werking te laten treden.

 

Auteurs: Britt Tempelaars en Hans Kurvers