Beantwoording vragen van Kamerleden over Belastingplan 2019 en de invloed op partneralimentatie

Bijlage 1 Nota n.a.v. Verslag Belastingplan 2019 – blz. 43 t/m 46  

De leden van de fractie van 50PLUS geven aan het net als de NOB onrechtvaardig te vinden dat ontvangen en betaalde partneralimentatie als gevolg van de tariefmaatregel voor grondslagverminderende posten niet tegen eenzelfde belastingtarief belast en aftrekbaar zijn en vraagt dit te heroverwegen. Ook binnen de huidige tariefstructuur vindt de aftrek van partneralimentatie al niet per definitie tegen hetzelfde tarief plaats als het tarief waartegen de alimentatie wordt belast. Het is op dit moment eerder regel dan uitzondering dat de heffing over ontvangen partneralimentatie niet tegen eenzelfde tarief plaatsvindt als de aftrek van betaalde alimentatie. Daarbij vindt de heffing over ontvangen partneralimentatie veelal tegen een lager tarief plaats dan waar de aftrek van betaalde partneralimentatie tegen plaatsvindt. Zo werd in 2016 circa 49% van de aftrek van partneralimentatie verzilverd tegen het hoogste tarief terwijl slechts circa 7% van de ontvangen partneralimentatie werd belast tegen het hoogste tarief. Door de tariefmaatregel zal de heffing over ontvangen partneralimentatie en de aftrek van betaalde partneralimentatie juist vaker tegen hetzelfde tarief plaatsvinden.

.

De leden van de fractie van het CDA vragen of de beperking van het aftrektarief juridisch houdbaar wordt geacht voor zover het gaat om inkomensoverdrachten zoals bij alimentatieverplichtingen waarbij de alimentatiegerechtigde onder het basistarief valt en de alimentatieplichtige onder het toptarief. Er is geen reden te veronderstellen dat het verschil in tarief voor de aftrek van betaalde partneralimentatie en het tarief voor de heffing over ontvangen partneralimentatie niet juridisch houdbaar zou zijn. De tariefmaatregel voor overige grondslagverminderende posten, waaronder de aftrek van partneralimentatie, heeft als doel om budgettaire opbrengst te realiseren om de verlaging van de belasting op inkomen in box 1 mogelijk te maken. Hierbij is er onder meer voor gekozen om alle persoonsgebonden aftrekposten in de maatregel te betrekken dus ook partneralimentatie. De wetgever heeft een ruime bevoegdheid om dergelijke beleidskeuzes te maken mits deze voldoende zijn onderbouwd. Naar verwachting is de maatregel dan ook juridisch houdbaar. Overigens is het zoals gezegd op dit moment eerder regel dan uitzondering dat de heffing over ontvangen alimentatie tegen een ander tarief plaatsvindt dan de aftrek van betaalde alimentatie.

 

De leden van de fractie van het CDA vragen of de tariefmaatregel gevolgen heeft voor de gemiddelde hoogte van alimentatieverplichtingen nu er voor alimentatieplichtigen in de hoogste tariefschijf sprake is van een lagere draagkracht. Verder vragen deze leden of er standaardafspraken gemaakt worden met betrekking tot de alimentatienormen of dat individuele alimentatieplichtigen naar de rechter moeten om herziening te verzoeken. De leden van de fractie van de VVD vragen naar de positie van alimentatieplichtigen die een achteruitgang zien in hun inkomen. Voorts vragen deze leden hoeveel personen door de tariefmaatregel worden geraakt en wie daarbij het meest worden getroffen en hoe zij worden gecompenseerd. De leden van de fractie van de PVV vragen of de invoering van het fiscale tweeschijvenstelsel invloed kan hebben op de hoogte van bestaande alimentatieregelingen en of de versnelde afbouw van het aftrektarief van hypotheekrente leidt tot nieuwe afspraken bij bestaande alimentatieregelingen. Bij de vaststelling van de draagkracht van de alimentatieplichtige voor vaststelling van te betalen partneralimentatie wordt rekening gehouden met het fiscale voordeel van de aftrekpost voor partneralimentatie. Omdat het fiscale voordeel van de aftrekpost voor alimentatieplichtigen die in de hoogste tariefschijf vallen vermindert, leidt dit inderdaad tot een lagere draagkracht voor de alimentatieplicht. De Expertgroep Alimentatienormen heeft aangegeven hier rekening mee te houden bij het vaststellen van de alimentatienormen die gaan gelden voor de jaren 2020 en later. Voor nieuw vast te stellen alimentatieverplichtingen wordt dus rekening gehouden met deze en andere fiscale wijzigingen. Voor bestaande alimentatieverplichtingen komen geen standaardafspraken. In 2016 ging het om 21.000 van de 80.000 alimentatieplichtigen waarbij de aftrek geheel of gedeeltelijk in de vierde schijf viel. In welke mate men door de tariefmaatregel geraakt wordt en in hoeverre compensatie aan de orde zal zijn, is afhankelijk van het al dan niet aanpassen van de bestaande alimentatieverplichting. Een eventuele aanpassing is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. Fiscale wijzigingen kunnen reden zijn om eerder vastgestelde partneralimentatie te herzien. Hierbij gaat het niet alleen om de tariefmaatregel, maar ook om andere wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de behoefte van de alimentatieplichtige aan het ontvangen van partneralimentatie en de draagkracht van de alimentatiegerechtigde om partneralimentatie te betalen. Wijzigingen zoals de invoering van lagere belastingtarieven alsmede de wijzigingen binnen de heffingskortingen of de eigenwoningregeling kunnen eveneens van invloed zijn. Ook worden bij een heroverweging van een eerder vastgestelde alimentatieverplichting alle aspecten die meewegen bij de vaststelling van de hiervoor benoemde behoefte en draagkracht opnieuw bezien. Dit geldt dus bijvoorbeeld ook voor aspecten als een nieuwe partner voor een of beide ex-echtgenoten, het verliezen of starten van een dienstbetrekking of wijzigingen in inkomen. Ook kunnen dit soort aspecten al los van de fiscaliteit aanleiding zijn om een eerder vastgestelde alimentatieverplichting te heroverwegen. Standaardafspraken passen niet in een dergelijke integrale heroverweging. Partijen kunnen in onderling overleg, via een mediator of advocaat of via de rechter tot herziening overgaan. Het onderhavige wetsvoorstel is voor advies voorgelegd aan de Raad voor de rechtspraak. De Raad voor de rechtspraak heeft geen aanleiding gezien opmerkingen te maken over specifiek dit onderwerp.

 

De leden van de fractie van het CDA vragen of het voorkomt dat de alimentatiegerechtigde in de hoogste tariefschijf valt. Deze situatie doet zich zeer beperkt voor. Zo werd in 2016 bij slechts 4% van de alimentatiegerechtigden circa 7% van de ontvangen partneralimentatie belast tegen het hoogste tarief.

 

De leden van de fractie van D66 vragen of een gewenste uitkomst van de tariefmaatregel voor alimentatieverplichtingen is dat er per saldo belasting verschuldigd kan zijn bij het afkopen van een alimentatieverplichting. De fiscale behandeling van partneralimentatie bij de alimentatieplichtige is erop gericht rekening te houden met de omstandigheid dat alimentatiebetaling tot draagkrachtvermindering leidt. Bij de alimentatiegerechtigde is sprake van een belaste periodieke uitkering. De tariefmaatregel verandert niets aan de mogelijkheid om bij afkoop van een alimentatieverplichting de aftrek toe te rekenen aan de alimentatiegerechtigde in gevallen waarin de afkoop plaatsvindt in het jaar waarin de ex-partners er nog voor kunnen kiezen om het gehele kalenderjaar als fiscaal partner te worden aangemerkt. De tariefmaatregel kan ook in die situatie echter wel tot gevolg hebben dat meer belasting verschuldigd is dan zonder de tariefmaatregel het geval zou zijn. Dat is echter juist het doel van de tariefmaatregel.

 

De leden van de fractie van de PVV vragen naar de gevolgen voor zowel de alimentatieplichtige als de alimentatiegerechtigde door de beperking van het aftrektarief tot 37,05% in 2023. De fiscale gevolgen van de tariefmaatregel op partneralimentatie zijn afhankelijk van de omvang van de aftrek van partneralimentatie en de hoogte van het inkomen. Als het gehele bedrag onder de tariefmaatregel valt gaat het om een bijtelling bij de alimentatieplichtige van extra verschuldigde belasting van (49,5% -37,05% =) 12,45% vanaf 2023. Voor de alimentatiegerechtigde zijn er geen fiscale gevolgen omdat de tariefmaatregel niet van toepassing is op te belasten partneralimentatie. Deze wordt en blijft belast tegen het marginale tarief. Zoals hiervoor al is aangegeven kunnen wijzigingen in de fiscaliteit wel een rol spelen bij de vaststelling van de hoogte van partneralimentatie. Omdat het fiscale voordeel van de aftrek van partneralimentatie lager wordt, kan dit betekenen dat de partneralimentatie op een lager bedrag wordt vastgesteld. In dat geval ondervindt de alimentatiegerechtigde indirect een nadeel van de tariefmaatregel. Daar staat het fiscale voordeel tegenover van het als gevolg van onderhavig wetsvoorstel tegen lagere inkomstenbelastingtarieven belasten van ontvangen partneralimentatie (en eventueel ander inkomen) bij de alimentatiegerechtigde.

 

De leden van de fractie van 50PLUS vragen bevestiging dat over een bedrag aan partneralimentatie dubbele afdracht van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (bijdrage Zvw) plaatsvindt en als dat het geval is, of dit in het Belastingplan 2019 wordt gerepareerd. Voor de bijdrage Zvw geldt ingevolge de Zorgverzekeringswet een brede grondslag. Uitgangspunt is dat alle inkomensbestanddelen die als inkomen uit werk bij de inkomstenbelasting in box 1 worden betrokken tot de heffingsgrondslag voor de bijdrage Zvw worden gerekend. Het betreft onder andere loon, pensioen, AOW-uitkeringen, partneralimentatie en lijfrente-uitkeringen. Voor de bepaling van het bijdrage-inkomen wordt geen rekening gehouden met aftrekposten zoals aftrekbare kosten eigen woning, partneralimentatie of lijfrentepremies. In het door de leden van de fractie van 50PLUS aangehaalde voorbeeld dat een gepensioneerde partneralimentatie betaalt aan een gepensioneerde ex-partner leidt de betaling van de partneralimentatie dus niet tot een verlaging van het inkomen waarover de bijdrage Zvw is verschuldigd, maar behoort de partneralimentatie tot het inkomen waarover de bijdrage Zvw is verschuldigd. Deze keuze is destijds door de wetgever welbewust zo gemaakt en hierover is door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (tot wiens verantwoordelijkheid dit onderwerp behoort) verschillende keren met uw Kamer van gedachten gewisseld.